Stand van de Markt – 24 : “on how banks work- the maturity mismatch”

Beste Lezer,

Ik pretendeer natuurlijk niet écht te weten hoe een bank werkt.

Daarvoor is bankieren veel te complex en veelzijdig.

Zo complex en veelzijdig dat een aantal bankiers ook best niet zou pretenderen te weten hoe een bank werkt.

Zoals die in Silicon Valley bijvoorbeeld.

Dat is natuurlijk een beetje unfair, al was het maar omdat in de essentie van bankieren eigenlijk, op de keper beschouwd, een weef-fout zit.

En daar wil ik het in deze Stand van de Markt over hebben.

De essentie van bankieren, – en ik bedoel dan retail-bankieren en niet investment bankieren -, is het opnemen van deposito’s en het uitschrijven van leningen. De vergoeding die wordt toegekend op de deposito’s (zoals bijvoorbeeld een spaarboek-interest) moet kleiner zijn de vergoeding die gevraagd wordt van de ontleners (bijvoorbeeld de interest op de lening aan een bedrijf). Het verschil, de spread, is het inkomen voor de bank. Dat is, op zijn uiterst eenvoudigst, het business-model.

En daar zit al, in de kiem, de weeffout.

De fout zit hem in de mate waarop beide kanten van de balans verschillen “van aard”.

Deposito’s van klanten zijn voor de klant een actiefpost en voor de bank een passiefpost. Met andere woorden, het geld dat de klanten gestort hebben op hun bankrekening, is voor die bank een schuld. Die zal moeten worden terugbetaald. De zekerheid (het omgekeerde van risico) dat dit bedrag zal moeten worden terugbetaald is 100%. Het is omzeggens onmogelijk dat een klant zijn geld niet langer zou willen terugvragen. Zelfs indien een klant overlijdt zal het geld worden opgevraagd. De uitzonderingen hierop zijn verwaarloosbaar.

Omgekeerd is het geld dat de bank uitleent, bijvoorbeeld in de vorm van een commercieel krediet, een passief voor de ontlener en een actief voor de bank. Met andere woorden, dit geld dat de bank uitgeleend heeft is een vordering. Het zal ooit aan de bank moeten worden terugbetaald. Maar de zekerheid (het omgekeerde van risico) dat dat ook gaat gebeuren is (bijlange) niet 100%. Er zijn tal van scenario’s te bedenken waarbij een dergelijke lening nooit wordt terugbetaald, het meest voorkomende scenario dat van het failliet van de ontlener. Dat heet het kredietrisico (“credit risk”).

Dat verschil in zekerheid/risico is dus een eerste verschil van aard.

Maar dat is niet wat er gebeurde met Silicon Valley Bank.

Silicon Valley Bank had immers de lessen van de financiële crisis van 2008, – u weet wel, alle banken vielen om doordat hun credit risk veel groter was dan zij dachten, of dan hen wijsgemaakt was door de rating bureau’s -, goed onthouden, en daarom zo goed als geen commerciële kredieten uitgeschreven.

Inderdaad, SVB had het grootste gedeelte van de ontvangen deposito-gelden uitgeleend aan de Amerikaanse overheid, met andere woorden, had hiermee Amerikaanse schatkistcertificaten gekocht. Daarmee is het kredietrisico effectief zo goed als bezworen, want US Treasuries worden algemeen beschouwd als het meest veilige schuldpapier (na geld zelf).

(daar kunnen we nog eens een andere Stand van de Markt over schrijven, in juni ongeveer, wanneer de discussie losbarst in de VS over de verhoging van de debt ceiling…).

Maar risico verdwijnt nooit. Het verandert alleen van gedaante (zoals energie volgens de eerste wet van de thermodynamica 😉).

Door dat te doen onderwierp SVB zich gewoon aan een andere risico, het zgn. “duration risk”.

Dit gaat als volgt :

De enige manier om op die manier inkomen te generen, – inkomen, zie hoger, is de spread tussen de rente die je toekent op de deposito’s (zeer laag) en de rente die je ontvangt op de US Treasuries (ook zeer laag) -, bestaat erin de US Treasuries te kopen op erg lange termijn (30 jaar). Alleen door de termijn zo lang mogelijk te houden kon SVB nog enige rente ontvangen (en dus inkomen genereren).

Maar lange termijn obligaties hebben een zeer grote “duration”. Duration is, ondanks de benaming, niet hetzelfde als gewoon de looptijd, maar is de gewogen gemiddelde looptijd van alle coupon-betalingen en de terugbetaling van de hoofdsom. Door dit gemiddelde te wegen wordt dus de duration lager bij grotere coupons (want je krijgt een groter deel van het totaal bedrag vroeger), en hoger bij zeer lage coupons (zoals bij lage rente), want je krijgt dan slechts een klein deel vroeger en veruit het grootste gedeelte pas veel later, op het einde na 30 jaar.

Hoe hoger die duration, hoe meer de waarde van zo een obligatie schommelt wanneer de marktrente verandert.

Dat is logisch. Als ik een product koop, voor 30 jaar, dat mij een coupon geeft van 0.5% per jaar, en twee jaar later kan iedereen, omdat de marktrente gestegen is, op een gewone spaarrekening 1% interest genereren, wil niemand mijn product nog kopen. Dat waardeverlies van mijn bestaand product is groter naarmate de duration hoger is.

Daarom is een veel makkelijker te begrijpen synoniem voor duration “rate sensitivity” of rentegevoeligheid. Op US Treasuries met een termijn van 30 jaar en erg lage interest-coupons is de rate sensitivity het hoogst.

Bij wijze van voorbeeld, er was een moment vorig jaar waarop de duration, of rate sensitivity, gelijk was aan 23. Dat betekent dat voor elke stijging van de marktrentevoet met 1%, de waarde van de Treasury daalt met 23%.

Een paar weken geleden stond in de VS de marktrentevoet iets hoger dan 4%. You get the picture…. De waarde van de obligatie-portefeuille van SVB zakte substantieel, en dus de waarde van haar actief (vorderingen op de Schatkist) was plots veel kleiner dan de waarde van haar passief (haar schuld tot terugbetallng van de deposito’s).

(voor wie het graag wat technischer heeft : de reden dat dit maar zo laat aan het licht komt, terwijl het toch allemaal redelijk eenvoudig is, is dat onder de herziene IFRS boekhoudregels het nu toegelaten is om financiële producten waarvan je als bank “belooft” dat je die niet gaat verkopen voor einddatum, te boeken aan nominale waarde ipv aan marktwaarde. De zgn. “hold-to-maturity” waardering. Je moet dus pas voor het eerst de daling in marktwaarde boeken op het moment dat je verkoopt, i.e. gedwongen bent te verkopen om klanten terug te betalen. Vandaag is een discussie aan de gang over de zin en onzin van deze boekhoudregels….)

De meeste analyses stoppen hier. De artikels die hierover geschreven worden gebruiken dit punt om te concluderen dat daarom de bank failliet is gegaan. Haar passief was groter dan haar actief. De bank was insolvabel geworden.

Maar eigenlijk is dat niet juist, of minstens het is onprecies.

Want dat is alleen maar juist nu. Dat is alleen maar juist indien die obligaties moeten verkocht worden, nu, omdat op hetzelfde moment de deposito’s moeten terugbetaald worden, ook nu dus. Of omgekeerd, indien de depositos’s niet nu moeten worden terugbetaald, moeten ook de obligaties niet nu worden verkocht, en kan SVB wachten tot de obligatie, in full, wordt terugbetaald op de einddatum. En zou er niets aan de hand zijn.

Als de “nu” eruit gehaald wordt, blijven de activa dus wel gelijk aan de passiva en blijft de bank dus solvabel. Er is geen failliet.

Het échte probleem is dus niet het verschil in risico, of het nu een kredietrisico is, of een duration risico, of nog een andere risico. Het échte probleem is het verschil in opeisbaarheid.

Deposito’s van klanten zijn, uit hun aard, onmiddellijk opvraagbaar. Uitgeleend geld aan klanten is, uit zijn aard, niet onmiddellijk opvraagbaar. Een bank kan een toegekend krediet niet zomaar versneld terugvragen. Het zou ook geen zin hebben dat een bank dat zou kunnen. It would defeat the purpose. Een lening wordt precies toegekend omdat de ontlener het geld zelf niet heeft en dus niet onmiddellijk kan betalen.

Het is dit verschil in opeisbaarheid dat de banken steeds opnieuw weer de das omdoet. Als de media, altijd klaar voor een sensatie-artikel, het vuur aan de lont steken en de klant bang maken dat hij zijn geld gaat verliezen, – wat op dat moment een onterechte vrees is -, gaat de klant zijn geld terugvragen, waardoor de bank obligaties moet verkopen met een sterke minderwaarde, waardoor de vrees nu wél bewaarheid wordt.

Het is de mismatch in opvraagbaarheid die de weeffout is.

De maturity mismatch.

En dat is eigenlijk bijzonder, want dat is gewoon een liquiditeitsprobleem of, in de volksmond, een cash-flow probleem. Je moet de huur betalen op het einde van de maand, maar het salaris komt maar binnen aan het begin van de maand erna. Het geld is er wel, maar gewoon even niet nu.

Dat zou toch niet zo dramatisch mogen zijn.

Maar dat is het wel. Het is precies een weeffout omdat het niet herstelbaar is.

Klanten gaan niet akkoord om hun geld niet onmiddellijk te kunnen opvragen (tenzij voor een stuk met de termijnrekening). En de enige mogelijkheid voor de bank om een grotere rente-vergoeding te bekomen dan diegene die zij toekent, is door het geld op termijn uit te lenen. In normale tijden immers is de lange termijn rente, die voor de bank een opbrengst is, groter dan de korte termijn rente, die voor haar een kost is.

De maturity mismatch is de essentie zelf van retailbankieren.

Als bank kan je dus alleen maar hopen dat de klanten nooit allemaal tegelijk hun geld gaan willen opvragen. Dat is natuurlijk geen geruststellende gedachte. Hope is not a strategy.

Maar er is geen oplossing. Het enige wat men kan doen, en doet, is eisen dat banken een grotere kapitaalbuffer aanleggen. Met echt kapitaal, van aandeelhouders via een kapitaalverhoging, of met “pseudo-kapitaal” in de vorm van achtergestelde leningen, genaamd AT1’s, waarvan we nu dankzij Credit Suisse weten dat die net als echt kapitaal volledig waardeloos kunnen worden.

Want dat kapitaal dient dan om de shortfall te overbruggen tussen het actief dat kleiner is geworden dan het passief, en wordt dus aan de deposito-houders uitbetaald.

Totdat het op is.

Of, in het geval van SVB, tot de overheid garandeert, of in het geval van Credit Suisse tot een andere bank (UBS) garandeert, dat er genoeg geld is om iedereen uit te betalen, waardoor de klant niet langer vraagt om te worden uitbetaald, waardoor het probleem dat werkelijk een acuut liquiditeitsprobleem was, plots geen probleem meer is.

Maar ondertussen zijn de aandeelhouders van de bank, en de uitleners in het geval van die AT1’s, wel hun geld kwijt.

Wil dit nu zeggen dat elke bank tot falen is gedoemd ?

Neen. Maar het wil wel zeggen dat elke bank hieraan onderhevig is en elke bank dus kwetsbaar is voor een ”run on the bank”. En dat overgangsperiodes, zoals nu, gevaarlijk zijn. Want banken gaan weldra, onder druk van de markt, interest moeten toekennen op de deposito’s (kost), terwijl ze maar mondjesmaat de interest kunnen verhogen op de reeds uitstaande leningen (opbrengst). En dus bovenop de maturity mismatch ook nog eens de spread verkleint of negatief wordt.

Bankieren is een dus een kwestie van vertrouwen. Je moet erin geloven.

U weet wel, “credit” komt van “credere”, geloven.

Of zoals u ongetwijfeld al eens gelezen hebt : “keep the faith”.

😉


Steady as she goes. 😊

That’s the news

cheers !

Arne

Dit bericht is geplaatst in Stand van de Markt met de tags , . Bookmark de permalink.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *